Voor de oorsprong van de Klassiek homeopathie moeten we terug naar de grondlegger van deze geneeswijze namelijk Samuel Hahnemann (1755 – 1843) geboren in Meissen (Zuidoost Duitsland). Hij was zelf arts en nam in de Duitse medische wereld een vooraanstaande plaats in. Hahnemann was niet tevreden over de geneeskunde van die tijd en hij gaf zijn praktijk op, ervan overtuigd dat de paardenmiddelen, zoals aderlatingen, bloedzuigers e.d., die in die tijd werden gebruikt, de mensen meer kwaad dan goed deden. Hij sloot zijn goedlopende praktijk, ging medische werken vertalen om toch brood op de plank te krijgen en kwam zo in aanraking met het geneesmiddel Kinabast (een middel tegen Malaria).
Het viel hem op dat de eigenschappen van de kinabast sterk overeen kwamen met de symptomen van malaria. Hij besloot het middel in te gaan nemen om zelf de werking ervan te kunnen ervaren. Het resultaat was verrassend want Hannemann kreeg na inname van de kinabast, malaria verschijnselen. Als hij stopte met innemen dan stopte ook de verschijnselen, en als hij ze weer innam dan ontstonden ook weer de malariaverschijnselen.
Het principe van Hahnemann’s ontdekking luidde dus;
Symptomen bij een zieke mens worden genezen door een middel dat soortgelijke symptomen bij een gezonde mens kan veroorzaken. (Natuurwet I; Gelijksoortigheidregel )
Kort gezegd; het gelijke wordt door het gelijkende genezen of in het Latijns “Similia Similibus Curentur” en in de homeopathie kortweg `similiaregel” of gelijksoortigheidregel genoemd.
Andere wijsgeren als Hippocrates (460-377 v. Chr.) en Paracelsus (1493-1541) hadden dit principe ook al ontdekt maar Hahnemann was de eerste die op basis van dit principe een volledige en nauwkeurig uitgewerkte geneesmethode ontwikkelde die hij homeopathie noemde. Eind ’94 maakte de vakgroep cel biografie van de Universiteit van Utrecht na een vier jaar lang durend onderzoek naar het gelijksoortigheidprincipe bekend dat dit principe geen fictie is maar realiteit.
Hahnemann wilde weten of deze ontdekking toeval was en begon meerdere stoffen te slikken zoals zwavel, kwikzilver, arsenicum e.a. Eerst alleen bij zichzelf, later ook bij mensen om hem heen zoals zijn vrouw, vrienden, medewerkers en geïnteresseerde artsen (let wel; dus niet op dieren) en alle verschijnselen die de stof als uitwerking had op een persoon, zowel lichamelijk, functioneel als psychisch, werden door Hahnemann nauwkeurig opgeschreven en zo ontstonden de z.g. geneesmiddelbeelden (beschrijvingen van de uitwerking van allerlei stoffen op gezonde mensen) samengevoegd in de Materia Medica.
Tot op de dag van vandaag worden ze nog gedaan met nieuw `ontdekte’ planten, dierlijke gifstoffen, mineralen en metalen. Daardoor breidt de homeopathie zich nog steeds uit